De in 1902 opgerichte Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM) kwam niet zomaar uit het niets opduiken: er was een voorloper. Dat was de werf die in het jaar 1856 door Duncan Christie, een Schot, in Delfshaven is opgericht. In een latere fase kreeg die onderneming de naam ‘De Maas’. Door het aflopen van het erfpachtcontract met de gemeente Rotterdam moest het bedrijf verkassen en kwam de Heijplaat als bedrijfsterrein in beeld. Onder de naam Rotterdamsche Droogdok Maatschappij namen de werfactiviteiten op die plaats aan de Linker Maasoever een aanvang.
Getuige de naam ‘Droogdok’ was reparatie de activiteit waarmee de nieuwe werf begon. En tot 1983 bleven reparatie en onderhoud van schepen de kurk waar het bedrijf op dreef. Maar ook nieuwbouw kreeg grote betekenis. In de indrukwekkende reeks van nieuwe schepen vallen zeekastelen op die tot de absolute wereldtop mogen worden gerekend: het ss Nieuw Amsterdam en het ss Rotterdam, beide schepen gebouwd voor de Holland-Amerika Lijn. Een andere belangrijke relatie was de Koninklijke Marine, die vanaf 1929 orders voor de bouw van onderzeeërs gaf. En niet alleen onderzeeërs: zo leverde de RDM met Hr.Ms. De Zeven Provinciën een kruiser af die lange tijd het meest geavanceerde schip van de vloten van de NAVO-bondgenoten is geweest. Tal van andere activiteiten vonden op de werf plaats. Na de oorlog werd de RDM grootleverancier van de olieraffinaderijen. De onderneming was van de partij bij de ontwikkeling van apparatuur voor kernenergie. Ook bouwde ‘de Droogdok’ booreilanden, sleuvengravers, kraanpontons e.d.
De ligging van de werf was in het begin van de 20e eeuw bijzonder excentrisch. Het personeel moest van heinde en ver komen. Daarom was het een wens van de directeur, ir. M.G. de Gelder, om in de nabijheid van het bedrijf woningen te bouwen. Dit lukte niet direct, maar tussen 1914 en 1918 verrees dan eindelijk het Tuindorp Heyplaat. Het werd een dorp dat er zijn mocht. Vlak bij de ‘fabriek’, met alle kenmerken van een dorp. Tegen het silhouet van oceaanreuzen bloeide het verenigingsleven. Een hechte dorpsgemeenschap ontstond. Toen er in de jaren zeventig plannen broeiden voor sloop van het dorp, ontstond daartegen een krachtig verzet. En niet zonder succes. Tuindorp Heyplaat bleef behouden.
In 1925 nam de RDM de Schiedamse Scheepsbouw Maatschappij ‘Nieuwe Waterweg’ over. Kort voor de Tweede Wereldoorlog kregen de Droogdok en Wilton-Fijenoord gezamenlijk de aandelen in handen van de Machinefabriek en Scheepswerf van P. Smit Jr. en de dochtermaatschappij Waalhaven. Het bleek een opmaat voor de ontwikkeling die in 1966 met de fusie van RDM, De Schelde en Motorenfabriek Thomassen tot Rijn-Schelde Machinefabrieken en Scheepswerven inzette. Een jaar later trad de Machinefabriek Breda, v.h. Backer & Rueb, tot de combinatie toe en weer een jaar later volgde Wilton-Fijenoord. In 1971 ontstond tenslotte het concern Rijn-Schelde-Verolme (RSV) met een personeelsbestand van meer dan 30.000 medewerkers.
Al in 1983 viel het doek voor de RDM en ging een belangrijk deel van de zware industrie in Nederland verloren. Zonder scheepsreparatie en zonder offshore-activiteiten ging de RDM verder met nieuwbouw van onderzeeërs en met de machinefabriek. De jaren negentig brachten een opsplitsing van de onderneming in twee juridisch zelfstandige eenheden: Algemene Werktuigbouw (RDM Technology) en Marine (RDM Submarines). Terrein en opstallen kwamen in handen van het Spijkenisser opslagbedrijf Baris, dat het geheel in 2002 aan de gemeente Rotterdam verkocht.
In 2004 zijn RDM Submarines en RDM technology failliet gegaan. Het onderdeel RDM Submarines is echter overgenomen door het management en heeft een doorstart gemaakt onder de nieuwe naam Maatschappij de Maas. De overname betrof niet alleen het onderdeel Submarines maar ook de moedermaatschappij RDM B.V.; daarmee is het nieuwe bedrijf ook de rechtsopvolger geworden van het oude RDM.
Bron: Stadsarchief Rotterdam